AZ Maria Middelares & AZ Sint-Vincentius Deinze, waarom samen verder? Lees het hier.

Hartpatiënt plukt vruchten van korte lijnen tussen specialismen

Wat de krachtlijnen en toekomstige tendensen zijn, halen diensthoofd cardiologie dr. Frank Provenier en cardiochirurg dr. Philippe Ballaux aan in een kort dubbelinterview: “De nauwe betrokkenheid van de artsen in de patiëntenzorg en de goede samenwerking met de andere diensten in ons ziekenhuis, blijken een enorme troef.”

Lees verder onder de foto.

Patiënten kunnen rekenen op een multidisciplinair team van hartexperten, die met een enorm engagement de zorg voor de patiënt op de eerste plaats zetten. “We hebben het geluk te opereren in een ziekenhuis dat een ideaal formaat heeft, voldoende groot maar met een korte lijn tussen de zorgprofessionals, waardoor frequent overleg mogelijk is”, stelt dr. Ballaux.

Dr. Provenier
Dr. Provenier

Dat overleg situeert zich op alle niveaus, zo blijkt. Dr. Provenier licht toe: “Onze directie is zeer toegankelijk, wil mee vooruit en moedigt innovatie aan. Onze collega’s van intensieve zorg werken steeds evidence based, en zijn bijzonder competitief en performant. De dienstverlening door onze radiologen is indrukwekkend: hun scans zijn een enorme ondersteuning bij minimaal invasieve operaties. Al situeren zij zich meer in de diagnostische fase, zij denken therapeutisch mee met ons.”

Dr. Ballaux
Dr. Ballaux

Cardiologie - cardiochirurgie

Ook de samenwerking tussen de cardiologen en de cardiochirurgen onderling neemt steeds toe. “Gezien de gemeenschappelijke pathologie is het meer dan logisch dat er dagelijks meerdere raakvlakken zijn. De cardiologen zorgen voor correcte verwijzingen en maken altijd tijd om met ons mee te kijken”, stelt dr. Ballaux. “Voor onze patiënten naar huis gaan, krijgen ze een check-up door de cardioloog: zit hun medicatie goed, is er nog een echo nodig, staat alle nodige info duidelijk op de verwijsbrief voor de huisarts? Niet alleen in de week, maar ook in het weekend kunnen patiënten rekenen op deze dienstverlening”, klinkt het.

Vroeger moest vaak een keuze gemaakt worden tussen het interventionele luik of een ingreep. “Nu is dat onderscheid niet altijd meer zo scherp”, aldus dr. Provenier. “Cardiologen kunnen invasiever werken door de technische vooruitgang. De cardiochirurgen gebruiken dan weer vaker robotica en kunnen meer realiseren met kleinere incisies. Deze toenadering vertaalt zich in een groter geheel. Het is niet meer het een OF het ander. Denk bijvoorbeeld aan de coronaire pathologie en aanpak: het zorgpad dat we samen met de patiënt inslaan, is meer hybride van aard, bv. met een klep en stent.”

Deze evolutie benadrukt het belang van de wekelijkse cardiologische-cardiochirurgische staf, waarin artsen van beide teams aanwezig zijn. Waar nodig kunnen andere specialisten betrokken worden. “Ook de huisarts zien we in de toekomst graag virtueel aansluiten, in de lijn van het Multidisciplinair Oncologisch Consult voor kankerpatiënten. Die kent de patiënt immers vaak het best en kan als verbindingsfiguur naar de thuissituatie ook nuttige informatie geven die verder gaat dan het louter klinische. Welke ondersteuning is er thuis? Wat kan en wat wíl de patiënt nog?”, duidt dr. Provenier. Deze informatie is zeker belangrijk nu er een tendens is naar steeds oudere hartpatiënten – één op de zes is ouder dan 80 jaar en heeft te kampen met zware chronische pathologie. “Bepaalde ingrepen die vroeger niet gedaan werden bij patiënten van een bepaalde leeftijd, vinden nu wél plaats, maar vergen een hogere ondersteuning thuis, bijvoorbeeld door de mantelzorger. De ondersteuning van de collega’s voor hartrevalidatie is voor deze populatie evenmin te onderschatten”, besluit dr. Ballaux.