Ritmestoornissen
Symptomen en oorzaken
Symptomen en oorzakenWat is het?
Hartslagen volgen elkaar in een regelmatig tempo op. In rust pompt ons hart 60 tot 70 keer per minuut. Tijdens inspanning, om tegemoet te komen aan de grotere zuurstofnood, pompt ons hart veel sneller: 150 tot 180 keer per minuut.
De werking van ons hart wordt aangestuurd door een elektrisch signaal. Elke afwijking van deze elektrische activiteit kan aanleiding geven tot hartritmestoornissen.
De meest voorkomende stoornissen zijn een abnormaal trage hartslag (bradycardie), een abnormaal snelle hartslag (tachycardie) en een onregelmatige hartslag (aritmie). De meeste hartritmestoornissen zijn enkel onaangenaam of hinderlijk, slechts een minderheid is levensbedreigend.
Sommige ritmestoornissen zijn het gevolg van een aangeboren afwijking van het elektrisch systeem van het hart. Voor andere hartritmestoornissen kan men geen duidelijke oorzaak aanwijzen.
Symptomen
Hartritmestoornissen doen zich vaak totaal ongemerkt voor en worden slechts toevallig vastgesteld bij een routineonderzoek. Vaak geven ze aanleiding tot een gevoel van hartkloppingen, duizeligheid of zelfs bewustzijnsverlies (syncope).
Soorten ritmestoornissen:
Als de doorgeleiding van elektrische signalen van de voorkamers naar de kamers van het hart tijdelijk of permanent onderbroken is, ontstaat een fors vertraagd en soms onregelmatig hartritme. De meest voorkomende symptomen zijn moeheid, kortademigheid, duizeligheid en bewustzijnsverlies (syncope). Als de geleidingsstoornis het gevolg is van een behandeling met geneesmiddelen is ze vaak omkeerbaar. Indien niet, dan is een pacemakerimplantatie noodzakelijk.
In de voorkamer van het hart worden snelle elektrische impulsen gevormd, die tijdelijk het hartritme overstemmen en een snelle regelmatige hartslag van 140 tot 190 slagen/minuut veroorzaken. Het begin en het einde van de ritmestoornis is abrupt. Deze periodes kunnen zich soms frequent herhalen. Deze ritmestoornis duurt meestal kort en is eerder onschuldig, en vereist geen behandeling. Bij langdurige en zeer hinderlijke periodes kan een behandeling met geneesmiddelen of zelfs een ablatie aangewezen zijn.
Een ablatie is nodig als de snelle hartslag vaak voorkomt, voor veel klachten zorgt, en medicijnen tegen hartritmestoornissen niet goed werken of niet gewenst zijn. De kans op een succesvolle ablatie van deze ritmestoornis is wat lager dan bij andere supraventriculaire tachycardieën.
Deze ritmestoornis kan slechts ontstaan als er in de AV-knoop een extra geleidingsbaan aanwezig is. Hierdoor kan de elektrische stroom een tijdlang blijven circuleren op de overgang van voorkamers en kamers. Dit leidt tot een snelle en gelijktijdige samentrekking van de voorkamers en de kamers.
Patiënten ervaren hevige hartkloppingen, een gevoel van benauwdheid in de keel, soms duizeligheid en uitzonderlijk een neiging tot bewustzijnsverlies.
De voorkeursbehandeling is een ablatie van de extra geleidingsbaan in de AV-knoop. De kans op een blijvend AV-blok (en dus nood aan een pacemakerimplantatie) na ablatie van een AV-nodale tachycardie bedraagt 0,5 %.
Het Wolff-Parkinson-White syndroom is een aangeboren aandoening, waarbij een extra elektrische verbinding tussen de voorkamers en de kamers aanwezig is, buiten de AV-knoop. Deze 'accessoire' geleidingsbaan kan in bepaalde omstandigheden een 'cirkeltachycardie' doen ontstaan: een elektrische impuls zal een tijdlang zeer snel blijven circuleren in een circuit samengesteld uit de voorkamers, de AV-knoop, de kamers en de accessoire bundel.
Als voorkamerfibrillatie optreedt, kunnen de atriale impulsen bovendien over de accessoire bundel zeer snel doorgegeven worden naar de kamers. Dit kan leiden tot een levensgevaarlijke kamer- of ventrikelfibrillatie.
Een accessoire bundel komt in aanmerking voor elektrofysiologisch onderzoek en eventueel ablatie:
- als een tachycardie is voorgekomen
- als een syncope is voorgekomen
- als de accessoire bundel doorgankelijk blijft bij hoge hartfrequenties
- bij risicoberoepen
Snelle maar regelmatige elektrische circuits in de voorkamers kunnen ontstaan rond de atrioventriculaire kleppen, rond de uitmondingen van de longvenen en rond (chirurgische) littekens. Of ze al dan niet symptomen veroorzaken hangt af van de snelheid waarmee de elektrische impulsen over de AV-knoop worden doorgeleid naar de kamers.
De behandeling bij atriale flutter heeft drie doelstellingen:
- het voorkomen van hartfalen door het ventriculair antwoord op de atriale flutter te optimaliseren.
- het voorkomen van klontervorming in het hart om zo het risico op hartinfarct en beroerte te verminderen.
- het herstellen van het sinusritme. Dit kan gebeuren met medicatie, met een elektrische cardioversie of met een ablatie.
Voorkamerfibrillatie (VKF) is één van de meest voorkomende ritmestoornissen. Ze ontstaat door snelle impulsen vanuit de longvenen, die uitmonden in de linker voorkamer, waar deze impulsen totaal chaotisch gaan circuleren, zodat de voorkamers gaan 'trillen'. Of ze al dan niet symptomen veroorzaakt, hangt af van de snelheid waarmee de elektrische impulsen over de AV-knoop worden doorgeleid naar de kamers.
De behandeling bij atriale fibrillatie heeft drie doelstellingen:
- het voorkomen van hartfalen door het ventriculair antwoord op de atriale fibrillatie te optimaliseren met medicatie.
- het voorkomen van klontervorming in het hart om zo het risico op hartinfarct en beroerte te verminderen. Met behulp van medicatie zal men de stollingscapaciteit van het bloed verminderen.
- het herstellen van het sinusritme. Dit kan gebeuren met medicatie, met een elektrische cardioversie of met een ablatie.
Kamer of ventrikel tachycardie ontstaat door een snelle elektrische activiteit in de hartspier. Deze ritmestoornis kan plaats vinden in een normaal hart maar wordt meestal veroorzaakt door een eerder doorgemaakt hartinfarct of door een hartspierziekte. Door het snel en ongecoördineerd samentrekken van de kamers kan het bloed niet efficiënt worden rondgepompt. Een ventrikeltachycardie kan overgaan in het levensbedreigende ventrikelfibrilleren.
Meestal ervaart de patiënt een plotse duizeligheid of bewustzijnsverlies. De behandeling kan bestaan uit medicatie, een cardioversie, een ablatie, of de inplanting van een defibrillator.
Kamer- of ventrikelfibrilleren is een totale elektrische chaos in de kamers van het hart. Door deze chaotische activiteit stopt de pompfunctie van het hart. Er ontstaat een hartstilstand. Ventrikelfibrilleren treedt meestal op bij een plotse beschadiging van de hartspier, zoals bij een hartinfarct.
Ventrikelfibrillatie kan worden behandeld met een externe defibrillator tijdens reanimatie (hartmassage, beademing). Herhaling van de hartstilstand kan voorkomen worden door het implanteren van een interne defibrillator.
Extrasystolen zijn overtollige hartslagen die het normale hartritme van de gangmakercellen (sinusknoop) verstoren. De cellen die deze extrasystolen genereren kunnen in een voorkamer of in een kamer liggen. De meeste extrasystolen zijn eerder onaangenaam dan gevaarlijk. Soms zijn het echter vroegtijdige symptomen van een ernstige hartziekte. Ze zijn meestal voelbaar als een (schijnbare) korte onderbreking van de hartslag, gevolgd door een hardere slag.
Extrasystolen worden slechts behandeld met medicatie als ze uiterst onaangenaam aanvoelen. Ventriculaire extrasystolen komen soms in aanmerking voor ablatie als hun aantal zo groot is (minimum 30% van het totale aantal hartslagen) dat zich hartfalen ontwikkelt, of bij hinderlijke klachten van hartbonzen.
Het Brugada syndroom is een erfelijke aandoening, met een verhoogd risico op plotse hartdood. Als een ouder drager is van het gen, is er 1 kans op 2 dat een kind het syndroom overerft. De incidentie varieert van 5 tot 50 per 10.000 inwoners.
Het syndroom kan zich uiten door duizeligheid, plots flauwvallen of zelfs plotse dood, ook op jongere leeftijd. De aandoening wordt gekarakteriseerd door een afwijkend elektrocardiogram, soms pas zichtbaar na provocatieve testen.
Symptomatische patiënten moeten beschermd worden met implantatie van een interne defibrillator.
Door vervetting of fibrosering in de wand van de rechterkamer ontstaat gemakkelijker kamertachycardie, wat aanleiding kan geven tot hartkloppingen, duizeligheid, syncope, hartfalen en zelf plotse dood.
De aandoening is erfelijk, en kent een progressief verloop met eerste klachten vaak in de adolescentie. De incidentie wordt geschat op 1 per 5000 inwoners, frequenter bij sporters.
De diagnose steunt op meerdere pijlers: elektrocardiogram, holter registratie, beeldvorming met echocardiografie en magnetische resonantie, en met biopsie aantonen van de weefseldegeneratie.
De behandeling bestaat uit medicatie, ablatie en bescherming met een interne defibrillator implantatie.
Het lang QT-syndroom bevat aandoeningen die gekenmerkt zijn door een afwijking op het elektrocardiogram: een verlengde afstand tussen de QRS-golf en het einde van de T-top. Aan de basis liggen gestoorde instromen van elektrolyten in de hartcellen, wat ze gevoelig maakt voor levensbedreigende ritmestoornissen als ventrikeltachycardie of -fibrillatie.
De aandoening kan met genetische defecten overgeërfd worden, of verkregen zijn door gebruik van bepaalde geneesmiddelen.
Als de oorzaak niet kan bestreden worden, is implantatie van een defibrillator te overwegen.
Diagnose en behandeling
Diagnose en behandelingHoe stellen we een diagnose?
Voor nuttig advies in verband met de aanpak van een hartritmestoornis is het cruciaal dat deze stoornis geregistreerd wordt. Dit gebeurt met behulp van:
- het elektrocardiogram bij ritmestoornissen die permanent aanwezig zijn,
- een inspanningstest (fietstest) bij stoornissen die enkel bij fysieke activiteit voorkomen
- een ritmeregistratie van één of meerdere dagen: Holter of Event recorder
- een slaaponderzoek om het slaapapnoesyndroom op te sporen
- een ritmeregistratie van jaren: interne looprecorder, voor ritmestoornissen die maar af en toe optreden
- een elektrofysiologisch onderzoek: als een registratie van de ritmestoornis niet mogelijk is, wordt de stoornis soms uitgelokt en bestudeerd met katheters in het hart.
Behandeling
Talrijke ritmestoornissen zijn onschuldig en moeten niet behandeld worden. Andere kunnen zeer goed behandeld worden met geneesmiddelen of met een elektrische cardioversie. Voor andere ritmestoornissen moeten toestellen in of rond het hart ingeplant worden: pacemakers en defibrillatoren.
Bij sommige patiënten wordt door middel van een ablatie de oorzaak in het elektrisch systeem van het hart zelf behandeld.
Behandelende centra & specialisaties
Behandelende centra & specialisaties
Laatste publicatiedatum: 02/08/2024
Verantwoordelijk auteur: Dr. Provenier Frank